menu
Lammetje Lief 

Een vertelling over de eerste kerstnacht

Uit de DoeHoek van Kasper Heineke

Er was eens een lammetje dat als laatste van de schaapskudde geboren werd. De moeder vond het wel bijzonder dat zij zo laat in de zomer nog een lammetje kreeg, omdat lammetjes meestal vroeg in de lente geboren worden. Toch was zij erg blij met haar kleintje want ze was het sierlijkste en zachtste lammetje van de kudde. Zo'n schoon jong lam hadden de andere schapen nog nooit gezien. Vol bewondering stonden ze in een kring om de moeder heen.

Hún lammeren waren al groot en sterk, die lachten om het nieuwe lammetje dat nog zo stuntelig op haar pootjes stond. Maar al gauw dartelde zij vrolijk met de anderen mee door het veld. Ze noemden haar Lammetje Lief, enkel omdat ze de kleinste was.

De herder van de kudde was een lieve oude man die erg goed voor zijn schapen zorgde. Altijd liet hij de dieren op de heerlijkste plekjes grazen. Toen de winter aanbrak, zocht hij zijn twee vrienden op die ook schaapsherders waren, om samen met hen de nachten door te brengen. Dan voelde hij zich niet zo eenzaam op het veld. De schaapskudde werd daardoor ook veel groter en dat gaf meer beschutting voor Lammetje Lief. Zij lag 's nachts midden tussen de andere dieren te slapen. De drie herders hielden met hun ruggen tegen elkaar de wacht en letten goed op, zodat de wolf geen kans kreeg om een schaap of lam te pakken.

De nachten werden steeds kouder en Lammetje Lief had nog niet zo'n dikke vacht. Hoe dicht ze ook tegen haar moeder aankroop, ze bibberde van de kou en kon soms niet slapen. Dan hoorde ze de herders zachtjes met elkaar praten en zingen.

Op een avond kregen de twee jongste herders ruzie. Lammetje Lief zag hoe de oude herder de twee ruziemakers weer rustig kreeg en wat te eten gaf. Daarna vielen ze tevreden in slaap. Kon ik ook maar slapen, dacht Lammetje Lief. Alle schapen slapen, behalve ik! Ze draaide zich nog eens om. De nacht was bitter koud. Er trok een fijne nevel over het veld. Het begon heel zachtjes te regenen. De regendruppeltjes bevroren zodra ze de grond raakten. Lammetje Lief hoopte dat de nacht snel voorbij zou zijn.

Ha! Daar kwamen de eerste lichtschijnselen van de dageraad al! De motregen hield prompt op. Wat erg vreemd was, het licht kwam niet van achter de bergen vandaan, waar 's morgens de zon altijd opkwam. Dit licht kwam van boven! Het was stralender dan de zon. Lammetje Lief had zoiets nog niet eerder gezien. Het gaf een heerlijke warmte. Het licht was witter dan de witste sneeuw; daar omheen straalde een fonkelende, zilveren regenboog van duizenden kleine gekleurde sterren. Er klonk een zacht geruis terwijl op het veld een gouden glans oplichtte. Daar verscheen opeens een engel, vlakbij de herders. De engel zong hen toe met zijn hemelse stem. Lammetje Lief durfde niets te zeggen en keek met grote ogen en luisterde met wijde oren naar het wonderlijke schouwspel.

De herders draaiden onrustig in hun slaap, maar de schapen merkten niets van wat er gebeurde. Lammetje Lief hoorde de engel zingen over een stal en over een Kind. Daarna steeg de engel op. Het was alsof hij oploste in het licht, dat langzaam in kracht afnam en als ontelbare witte sterretjes neerdwarrelde over de kudde en over de herders. Het sneeuwde. Lammetje Lief was blij in haar hart en ook bedroefd omdat het voorbij was en het weer donker werd. Ze dacht aan de stal waarover de engel had gezongen en hoe heerlijk warm het daar nu zou zijn. Zo viel ze toch nog in slaap, vol verlangen.

De volgende morgen werd Lammetje Lief wakker van het gestommel van de herders. Door de ijzel konden die maar met moeite overeind komen omdat de grond erg glad was. Hun baarden waren wit berijpt. De jongste herder wilde nog niet opstaan. Hij lag nog zo lekker. Zodra de twee andere herders hem overeind hielpen, gleed hij uit, plat op zijn buik! Au! Toen vertelden ze elkaar hoe wonderlijk ze hadden gedroomd. Ze hadden ieder precies dezelfde droom gehad, over de engel en het Kind in de stal. Dat was geen droom, dat was echt, dacht Lammetje Lief.

De herders gingen op zoek naar het Kind. Vlak voordat ze vertrokken bedachten ze wat ze het Kind zouden brengen. Eén herder had nog wat melk en een beetje meel. Daar kon de moeder van het Kind wel een papje van koken. De andere herder nam een pluk wol mee, daar zou het Kind warm in kunnen liggen. Toen kwam de oude herder op Lammetje Lief af. Hij tilde haar op en legde haar over zijn beide schouders. Lammetje Lief schrok enorm en stribbelde tegen, maar haar baasje hield haar zo stevig vast dat ze geen kant op kon. Verdrietig mekkerend keek ze de kudde na, die achter bleef in het veld. Zou ze haar familie ooit nog zien?

Na een lange tocht kwamen ze 's avonds laat bij een dorpje aan. Een heldere ster scheen pal boven een gammel stalletje. De herders riepen. Een oude man kwam naar buiten. De herders vertelden hun droom. Toen mochten ze mee naar binnen, want ze waren bij de stal aangekomen waar het Kind lag! Binnen in de stal was het behaaglijk warm. Er brandde een kaars in een lantaarn, maar er was een nog veel helderder licht. Midden in de stal, waar een kribbe stond, scheen hetzelfde licht dat Lammetje Lief die vorige nacht had gezien. Een jonge vrouw zat erbij en haar gezicht straalde.

De herders waren er stilletjes omheen gekropen. Lammetje Lief voelde hoe ze van de schouders werd getild. De oude man legde haar in de armen van de jonge moeder. Zij voelde zo zacht en keek zo lief dat Lammetje Lief opeens helemaal niet bang meer was. Toen zag Lammetje Lief het Kind in de kribbe liggen, met om hem heen de stralende krans van duizenden kleine gekleurde sterren. Hij lachte naar haar en Lammetje Lief mekkerde zachtjes naar Hem. Lammetje Lief had een nieuwe familie gekregen bij wie ze voor altijd mocht blijven.

Verhaal: Kasper Heineke
Illustratie: Ingrid van leeuwen

Verschenen in de Seizoener van de Johannesschool Tiel en in de Werfklasbode, de schoolkrant van de Werfklas te Culemborg

Website van Kasper Heineke: www.kaspadre.nl