Het loze vissertje

Des winters als het regent

Vrolijk vertellend

Des winters als het regent
Dan zijn de paadjes diep, ja diep,
Dan komt dat loze vissertje
Vissen al in het riet
Met zijne rijfstok, met zijne strijkstok,
Met zijne lapzak, met zijne knapzak,
Met zijne leere, van dirre dom deere,
Met zijne leere leersjes aen!

Dat loze molenarinnetje
Ging in haer deurtje staen, ja staen,
Omdat dat aerdig vissertje
Voorbij haer henen zou gaen,
Met zijne rijfstok, met zijne strijkstok,
Met zijne lapzak, met zijne knapzak,
Met zijne leere, van dirre dom deere
Met zijne leere leersjes aen!

Wat heb ik jou misdreven,
Wat heb ik jou misdaen, ja daen,
En dat ik niet met vreden
Voorbij jouw deurtje mag gaen?
Met mijne rijfstok, met mijne strijkstok
Met mijne lapzak, met mijne knapzak
Met mijne leere, van dirre dom deere
Met mijne leere leersjes aen!

Gij hebt mij niets misdreven,
Gij hebt mij niets misdaen, ja daen,
Gij moet mij driemael zoenen,
Eer gij van hier meugt gaen
Met uwe rijfstok, met uwe strijkstok,
Met uwe lapzak, met uwe knapzak,
Met uwe leere, van dirre dom deere,
Met uwe leere leersjes aen!

Rijfstok=hengel
strijkstok=schepnet

Haarlems oudt liedt-boeck (1640)